Populisten verzetten zich tegen technocratische expertise, maar vertrouwen er uiteindelijk op.
Donald Trump's openbare ruzie met zijn eigen senior aangestelden is een kenmerkend aspect van zijn tumultueuze presidentschap. De voorzitter van de Fed, Jerome Powell, en zijn collega's zijn "idioten"; een voormalige nationale veiligheidsadviseur (John Bolton) is een "gek"; en zijn voormalige staatssecretaris (Rex Tillerson) is "dom als een rots."
Afgezien van de eigenzinnige persoonlijke drama's van de Trump-regering, wijzen deze openbare beledigingen op een belangrijk probleem rond de ideologische strijd om het populisme. Hoewel populisme zich verzet tegen technocratische expertise, vertrouwt het er, zoals elke moderne politieke beweging, uiteindelijk op. Dit geldt vooral in de huidige politieke omgeving.
In theorie zouden populisten de voorkeur moeten geven aan democratische processen die een brede inbreng van burgers bij beleidsvorming mogelijk maken; technocraten daarentegen vertrouwen op een kleine groep 'experts' om het beleid vorm te geven. Maar de gebeurtenissen van de afgelopen jaren hebben deze veronderstellingen in twijfel getrokken: de uitvoerende bureaucratie is een betrouwbaarder instrument gebleken om populistische doelen in beleid te vertalen dan nominaal democratische instellingen zoals het Congres.
Willen populistische beleidshervormingen slagen, dan moeten populisten - vooral degenen aan de rechterkant - hun naïeve en zelfvernietigende pretenties van 'ontmanteling van de administratieve staat' loslaten. Populisme moet niet worden opgevat als een afwijzing van alle technocratische expertise, maar eerder als een concurrerende visie op het gebruik ervan, een concept dat sommige geleerden hebben genoemd "technopopulism. '
In dit opzicht kunnen populisten veel leren van het falen van de regering-Trump. Ondanks zijn extreem agressieve gebruik van de preekstoel van het presidentschap, had Trump weinig succes bij het rangschikken van populaire of wetgevende meerderheden om grote beleidsveranderingen te stimuleren. Welke stapsgewijze vooruitgang de regering ook boekte met de kenmerkende, populistische elementen van de campagne van de heer Trump in 2016 - zoals het herzien van het handelsbeleid met China, het bevorderen van geavanceerde productie of beginnen te beteugelen technische monopolies - werd bijna volledig bereikt via uitvoerende bevelen of technocratische agentschappen zoals het Office of the US Trade Representative.
Daarentegen was de grootste wetgevende prestatie van de heer Trump de Tax Cuts and Jobs Act 2017, grotendeels een 'gevestigde Republikeinse' creatie die voornamelijk ten goede kwam aan de ultra-rijke. Met name de meer populistische aspecten van de belastingwetgeving - zoals beperkingen op staats- en lokale belastingaftrek, beperkingen op de aftrekbaarheid van bedrijfsschulden en nieuwe belastingen op enorme universitaire schenkingen - zijn meer verschuldigd aan schatkistbureaucraten en 'DC-insiders' dan aan grass-roots organisation of massamedia-oproepen.
Met uitzondering van de First Step Act (hervorming van het strafrecht), bleek het Congres de afgelopen vier jaar opmerkelijk niet te hebben gereageerd op de populaire mening. De belastingwet was het op een na minst populaire stuk wetgeving van de afgelopen kwart eeuw. De minst populaire kwam ook in de ambtstermijn van meneer Trump, in 2017: de poging tot intrekking van de Affordable Care Act.